Visserijwetgeving vlaanderen  
   

Met dank aan de diverse belgische websites (o.a. http://www.ebg.be )

Besluit van de Vlaamse Executieve van 20 MEI 1992, tot uitvoering van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij.

Op til zijnde wijzigingen:
1/ afschaffing gesloten tijd
2/ afschaffing verbod nachtvissen
3/ ter promotie van de vissreij : vrijstelling van het visverlof op 1 en 2 juni (opening visseizoen)

OPLETTEN:
Deze wijzigingen zijn nog NIET gestemd, DUS nog NIET van toepassing !!!!!

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Art 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° Gemeenschapsminister : Gemeenschapsminister bevoegd voor de riviervisserij.
2° Bevoegde dienst : Dienst Waters en Bossen van het Bestuur Natuurbehoud en -ontwikkeling van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur.

Art. 2. Bijlage 1 bevat de benamingen van de verschillende vissoorten waarop dit besluit van toepassing is.

HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen betreffende het vissen met vergunning.

Art. 3. Krachtens het reglement van 20 mei 1843 houdende het verdrag van 19 april 1839 betreffende de visserij en de vishandel, wordt een vergunning verleend aan iedere inwoner van het Koninkrijk België of van het Koninkrijk der Nederlanden, die wil vissen in de Schelde beneden Antwerpen, van de lijn af welke verondersteld wordt getrokken te zijn van de ene oever van de stroom naar de andere, op de punten waar de beide aanlegplaatsen voor de overvaart van Antwerpen naar het Vlaamse Hoofd gelegen zijn.

Art. 4. De prijs van de vergunning wordt vastgesteld op 3 000 frank. Ze geeft toelating tot de sleepnetvisserij op garnalen en vis, de kokkelvisserij, de mosselzaadvisserij, de visserij met vaste vistuigen, namelijk fuiken, afsteeknetten, staande netten, de ankerkuil en het kruisnet.

Het aantal vaste vistuigen wordt beperkt tot 5 per vergunninghouder.

Art. 5. Om een vergunning te verkrijgen, moet de belanghebbende de prijs ervan vooruit storten ten kantore van de ontvanger der registratie en domeinen van Antwerpen.

De vergunningen, waarvan de Gemeenschapsminister het formulier vaststelt, worden op overlegging van het kwijtschrift van de ontvanger afgegeven door de houtvester van Antwerpen of zijn gemachtigde.

Art. 6. Niemand die, wegens overtreding van het bepaalde in het reglement van 20 mei 1843 houdende het verdrag van 19 april 1839 betreffende de visserij en de vishandel, artikel 11 uitgezonderd, is veroordeeld, kan een nieuwe vergunning krijgen binnen twaalf maanden volgend op het verstrijken van de op het tijdstip der veroordeling lopende vergunning. Elke vergunning die tijdens de periode van verval is verkregen, is van rechtswege nietig.

HOOFDSTUK III. - Visverlof.

Art. 7. Elk visverlof geeft het recht te vissen op de wijze die krachtens d minder dure visverloven is toegestaan.

Art. 8. De visverloven, waarvan de Gemeenschapsminister de vorm vaststelt, worden door de postkantoren afgegeven.

Zij gelden voor het jaar waarin zij zijn afgegeven. Zij zijn persoonlijk. De uitoefening van de visserij in het Vlaamse Gewest op grond van een visverlof dat niet werd afgeleverd door een postkantoor gelegen in het Vlaamse Gewest, wordt gelijkgesteld met het uitoefenen van de visserij zonder verlof en wordt overeenkomstig artikel 7 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij bestraft.

Wet 1 juli 1954 - Art. 7. Niemand mag vissen in de wateren waarop deze wet van toepassing is, zonder voorzien te zijn van een regelmatig visverlof, op straffe van geldboete van 50 tot 200 frank en verbeurdverklaring van al de voorwerpen die tot het plegen van het misdrijf hebben gediend.

Art. 9. Elke veroordeling wegens visserijmisdrijf heeft tot gevolg het van rechtswege ontrekken van het visverlof en het verbod te vissen:

1° gedurende vijf jaar aan hen die wegens overtreding van artikel 22 van de wet van 1 juli 1954 zijn veroordeeld;

Wet 1 juli 1954 - Art. 22. Al wie in de waterlopen stoffen werpt, van die aard dat de vis bedwelmd of vernield wordt en met de bedoeling een dezer resultaten te bekomen, wordt gestraft met geldboete van 100 tot 1,000 frank en met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden of met een van die straffen alleen, onverminderd de schadevergoeding indien daartoe aanleiding bestaat.

2° gedurende twee jaar aan hen die bij toepassing van artikel 13, § 2, van voornoemde wet zijn veroordeeld;

Wet 1 juli 1954 - Art. 13. § 2. Overtreding van de bepalingen ter uitvoering van artikel 12, 2° en 3°, wordt gestraft met geldboete van 100 tot 300 frank en met verbeurdverklaring van alle voorwerpen die tot het plegen van het misdrijf gediend hebben. De geldboete wordt verdubbeld indien het misdrijf gedurende de rijtijd gepleegd wordt. De in beslag genomen verboden vistuigen of -toestellen worden vernietigd.

3° gedurende één jaar aan hen die wegens enig ander visserijmisdrijf, met uitzondering van het zonder regelmatige vergunning vissen met de hengel, zijn veroordeeld.

Elk verlof dat tijdens de periode van verval is verkregen, is van rechtswege nietig.

In geen enkel geval worden de rechten terugbetaald.

De Gemeenschapsminister kan degene die het verzoekt, ontheffen van het verval van het recht om een verlof te krijgen.

Art. 10. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, gewijzigd bij decreet van 21 december 1990, wordt van het verlof vrijgesteld al wie niet in het Vlaamse Gewest woont en deelneemt aan een openbaar aangekondigde, op een zaterdag, een zondag of wettelijke feestdag door een voor het Vlaamse Gewest representatieve vereniging ingerichte nationale of internationale hengelwedstrijd tussen vissersverenigingen; deze vrijstelling is alleen geldig voor de werkelijke duur van de wedstrijd.

De Vlaamse Executieve stelt op advies van de Hoge Raad voor de Riviervisserij de erkenningsvoorwaarden. De Gemeenschapsminister erkent op advies van de Hoge Raad voor de Riviervisserij de verenigingen.

Wet 1 juli 1954 - Art. 8. Van het visverlof worden vrijgesteld op Zondagen en wettelijke feestdagen, de kinderen beneden 16 jaar die met één hengel vissen en vergezeld zijn van hun vader, moeder of voogd, voorzien van een visverlof.

§ 1. De Vlaamse Executieve regelt de vorm van de visverloven, hun geldigheidsduur en de wijze waarop zij worden afgegeven, evenals de voorwaarden van afgifte en intrekking ervan.
§ 2. Van het visverlof worden vrijgesteld, de kinderen beneden de 14 jaar die met één hengel vissen en vergezeld zijn van hun vader, moeder of voogd, voorzien van een visverlof.
§ 3. De Vlaamse Executieve kan andere algemene vrijstellingen verlenen voor het bezit van een visverlof.
§ 4. De Vlaamse regering kan vissersverenigingen erkennen.
§ 5. De Vlaamse regering stelt de voorwaarden op waaronder ze erkenning kan verlenen.

HOOFDSTUK IV. - Visserijpolitie.

Afdeling 1. - Bepaling van de hengel

. Art. 11. Onder hengel wordt verstaan enig snoer, dat van een roede voorzien is, welke ook het gebruikte aas weze.
De peur wordt met de hengel gelijkgesteld.

Afdeling 2. - Tijden, seizoenen en uren gedurende welke het vissen verboden is.

Onderafdeling A. - Algemene bepalingen.

Art. 12. Onverminderd de strengere bepalingen en onder voorbehoud van de afwijkingen betreffende de in afdeling 2 genoemde waterlopen en kanalen is het verboden te vissen gedurende de tijden en uren, in de plaatsen en op de vissoorten, welke hierna zijn bepaald.

Art. 13. Gedurende de paaitijd is vissen naar elke soort vis - paling uitgezonderd - verboden, en zulks meer bepaald :

1° van 1 oktober tot en met 31 mei, voor zalmachtigen en barbeel;
2° van 1 januari tot en met 31 mei, op snoek;
3° van 16 april tot en met 31 mei, op alle andere vissoorten.

Alle vissen die gevangen genomen werden gedurende de tijd waarin dit verboden is, moeten onmiddellijk terug in het water worden gezet.

Art. 14. Het is bovendien verboden te vissen :

1° van 16 april tot en met 31 mei, in alle kanalen, waterlopen en gedeelten daarvan;
2° van 1 juni tot en met 15 juli in de onder 1° bedoelde gedeelten van waterlopen en kanalen die ter plaatse door de bevoegde dienst werden afgebakend;
3° van 1 oktober tot 15 april in de door de bevoegde dienst ter plaatse afgebakende gedeelten van bedoelde waters voor de bescherming van paaiende en pas uitgezette vis.
Art. 15. Een volledig, gedurende het hele jaar durend verbod geldt voor het vissen op de volgende vissoorten en kreeften :
1° beekprik (Lampetra planeri);
2° bermpje (Nemacheilus barbatulus);
3° bittervoorn (Rhodeus sericeus);
4° grote modderkruiper (Misgurnus fossilis);
5° inlandse kreeft (Astacus astacus);
6° kleine modderkruiper (Cobitis taenia);
7° kwabaal (Lota lota);
8° rivierdonderpad (Cottus gobio);
9° rivierprik (Lampetra fluviatilis);
10° steur (Acipenser sturio);11° zalm (Salmo salar);
12° zeeforel (Salmo trutta trutta);
13° zeeprik (Petromyzon marinus).

Alle vissen behorende tot één van deze soorten, die worden gevangen, moeten onmiddellijk voorzichtig terug in het water worden gezet.

Art. 16. Het is verboden te vissen van twee uur na zonsondergang tot twee uur voor zonsopgang.

Tijdens de verboden uren mogen vistuigen niet te water gebracht, gelicht of bediend worden; met uitzondering van de hengel mogen zij in het water blijven.

Art. 17. In afwijking van de artikelen 14 en 16 is het te allen tijde, op elk uur van de dag en de nacht, geoorloofd met de peur op paling te vissen.

Art. 18. Het is te allen tijde verboden op de volgende plaatsen te vissen:
1° in de gedeelten van de niet-bevaarbare noch vlotbare waterlopen, die onder bosbeheer staande bossen doorkruisen;
2° in sluizen;
3° op minder dan 50 m boven en 50 m beneden de stuwen die van vistrappen voorzien zijn;
4° In de buurt van elke stuw, sluis, verlaat, gat, schuif, watertoevoer en monding van een zijrivier waarvoor een gebied van visverbod ter plaatse aangeduid is door de bevoegde dienst na overleg met de betrokken provinciale visserijcommissie;
5° in de jachthavens, dokken en ligplaatsen, ter plaatse door de bevoegde dienst aangeduid.

De onder 3° bedoelde verbodstroken worden op de oevers door de bevoegde dienst aangeduid door middel van de in bijlage 2 van dit besluit opgenomen signalisatie.

Zij worden begrensd :
1° stroomopwaarts, door een lijn die verondersteld wordt, op de bepaalde afstand, getrokken te zijn evenwijdig met de eigenlijke stuw;
2° stroomafwaarts, door een lijn die verondersteld wordt, op de bepaalde afstand, haaks op de stroom getrokken te zijn en gemeten vanaf het meest stroomafwaarts gelegen punt van het eigenlijk kustwerk. Voor de toepassing van deze bepaling worden twee tegen elkaar aangebouwde kunstwerken als één kunstwerk beschouwd.

Art. 19. Het is verboden te vissen :
1° in gedeelten van de waters waarop de wet op de riviervisserij van toepassing is wanneer het peil abnormaal laag zou zijn of wanneer zich uitzonderlijk hoge visconcentraties voordoen;
2° van boven op de bruggen van de bevaarbare of vlotbare waterlopen;
3° in de paaiplaatsen aangewezen door de Gemeenschapsminister.
De gedeelten van kanalen en waterlopen waarin alle visvangst verboden is, worden ter plaatse door de bevoegde dienst aangeduid door middel van de in bijlage 2 van dit besluit opgenomen signalisatie.

Onderafdeling B. - Bijzondere bepalingen.

Boudewijnkanaal.
Art. 20. In afwijking van de artikelen 13 en 14 is het, van 16 april tot en met 31 mei, geoorloofd in het Boudewijnkanaal met de handlijn op alle vissoorten te vissen.

Berwijn.
Art. 21. In afwijking van het artikel 13, 3°, is het vissen op forel in de Berwijn toegestaan van 16 april tot 31 mei. Kanaal van Gent naar Oostende.
Art. 22. In afwijking van de artikelen 13 en 14 is het, van 16 april tot en met 31 mei, geoorloofd met de handlijn op alle vissoorten te vissen :
1° vanaf de Sint-Agnetabrug, te Gent, tot aan de sluizen te Slijkens te Oostende;
2° in de dokken van Oostende, genaamd zwaaidok, houtdok en vlotdok, evenals in de afleiding genaamd "sasdok".
Schelde.
Art. 23. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 13 en 14 en onverminderd het verbod gesteld door artikel 15, is het in het onder artikel 3 bedoelde gedeelte van de Schelde, evenals in de verbinding van Schelde en Rijn, tussen de brug van Zandvliet en de Belgisch-Nederlandse grens, het hele jaar door geoorloofd alle vissoorten te vangen.

IJzer.
Art. 24. In afwijking van de artikelen 13 en 14 is het in de Ijzer, van 16 april tot en met 31 mei, geoorloofd met de handlijn op alle vissoorten te vissen.

HOOFDSTUK V. - Verboden wijzen van vissen, verboden vistuigen en - toestellen.

Art. 25. Het is verboden onder het ijs te vissen.

Art. 26. Het is verboden een vistuig of vistoestel te bezigen dat niet in de onder artikel 28 gegeven opsomming voorkomt.

Art. 27. Gedurende de tijd dat het verboden is op snoek te vissen, is het gebruik van levende of dode visjes als aas en van kunstaas geschikt om snoek te vangen, niet toegestaan.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden de volgende waters aangeduid als waters waarin het gebruik van levende of dode visjes als aas en van kunstaas geschikt om snoek te vangen, toegestaan wordt van 1 januari tot en met 15 april :

1° het Albertkanaal;
2° de dokken van Antwerpen;
3° het Galgenweel te Antwerpen;
4° het Netekanaal;
5° het kanaal Herentals-Bocholt;
6 het kanaal Schoten-Dessel-Kwaadmechelen;
7° de grensscheidende Maas;
8° de Gavers te Geraardsbergen;
9° de Oude Scheldearm "Het Anker" te Wortegem-Petegem;
10° de Oude Scheldearm "De Kriephoek" te Semmerzake;
11° de Klaverbladvijver in het provinciaal domein te Wachtebeke;
12° de Watersportbaan te Gent;
13° de Oude Durme te Hamme;
14° het kanaal Roeselare-Ooigem;
15° het kanaal Kortrijk-Bossuit;
16° het kanaal Leuven-Mechelen;
17° het Zeekanaal van Vilvoorde tot Willebroek;
18° het kanaal Brussel-Charleroi, het gedeelte gelegen in het Vlaamse Gewest.

HOOFDSTUK VI. - Afmetingen, wijze van keuring der afmetingen en voorwaarden van gebruik van de geoorloofde vistuigen.

Afdeling 1. - Afmetingen en wijze van keuring der afmetingen.

Art. 28. Op de toegelaten vistuigen en vistoestellen wordt een maat gesteld als volgt:
1° hengel : maat vrij;
2° kreeftennet : maaswijdte : juist 2 cm;
3° kreeftenroede (of -tang) : maat vrij;
4° peur of poer : maat vrij;
5° fuik (paling- of spieringfuik) (met één opening) met of zonder vleugels, maar zonder toebehoren :
a) maaswijdte of ruimte tussen de roeden : 1/2 cm tot 1 cm;
b) opening van de hals : maximum 3 cm.
6° kruisnet : maaswijdte 1 cm;
7° schepnetje : maat vrij;
8° afsteeknet en staande net; maaswijdte : minimum 3 cm;
9° sleepnet (vast of beweeglijk) :
a) maaswijdte : juist 8 mm;
b) opening : breedte : maximum 3 m; hoogte : maximum 1,50 m;
c) totale lengte (van de opening tot het uiteinde van het net) : maximum 7 m.
10° Ankerkuil : maaswijdte 1 cm, maximum opening 5 meter, maximum hoogte : 5 meter.
De hierboven opgegeven maaswijdte geldt voor elke der zijden van de mazen, nat gemeten.
Art. 29. Voor de keuring van de maaswijdte wordt gebruik gemaakt van een mal in de vorm van een rechthoekige pyramide, waarop strepen zijn aangebracht die met de opgelegde maten overeenstemmen. Voor het verrichten van de keuring wordt de mal op verschillende, op goed geluk afgenomen plaatsen in de mazen, tussen de roeden of in het rijswerk gestoken. De mal wordt door de bevoegde dienst verstrekt en geijkt. Een model ervan wordt neergelegd ter griffie van de politierechtbanken, van de rechtbanken van eerste aanleg en van de hoven van beroep.

Afdeling 2. - Gebruiksvoorwaarden.

Art. 30. Buiten de onder artikel 3, bedoelde wateren in het 's zondags en op de wettelijke feestdagen alleen geoorloofd te vissen met de hengel, de peur, het kreeftennet en de kreeftenroede.

Art. 31. Het is verboden een waterloop of een kanaal over meer dan twee derde van de waterbreedte, gemeten volgens de kortste afstand, met enig vistuig of vistoestel af te dammen. Verschillende netten of fuiken mogen niet terzelfdertijd op dezelfde oever of op twee tegenover elkaar liggende oevers gebruikt worden, tenzij op een afstand van minstens driemaal van de omvang van de grootste.

Hengel.
Art. 32. § 1. Het gebruik van de hengel, zoals deze in artikel 10 bepaald wordt, is slechts geoorloofd voor zover de visser zich in de mogelijkheid bevindt de hengel voortdurend te bewaken. Eenzelfde hengel mag ten hoogste van drie enkelvoudige of veelvoudige haken voorzien zijn;
§ 2. Het is verboden met meer dan twee hengels te vissen. Dit verbod slaat niet op het zogenaamd “tandemvissen";
§ 3. Het is verboden het zogenaamde "vissen met de slepende lijn" vanop een motorboot te beoefenen.
Art. 33. De met de hengel gevangen vis die niet in de bek vastzit, moet onmiddellijk weder voorzichtig te water gezet worden.

Kreeftennet en kreeftenroede.
Art. 34. In alle waters waarop de wet op de riviervisserij van toepassing is, is het toegestaan:
1° de kreeftenroede te bezigen;
2° samen met de hengel het kreeftennet te bezigen.

Art. 35. Het kreeftennet en de kreeftenroede mogen alle dagen worden gebezigd.

De visser mag niet meer dan twee vistuigen voor kreeftenvissen tegelijk bezigen.

Fuiken.
Art. 36. De palingfuik met een opening zonder vleugels, of toebehoren, mag alleen in de hierna genoemde wateren gebezigd worden :
1° de wateren bedoeld in artikel 3;
2° de grensscheidende Maas;
3° de niet-bevaarbare noch vlotbare waterlopen en kanalen in de provincie Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen, met uitzondering van de door een provinciale visserijcommissie gehuurde waterlopen en kanalen. Het gebruik van fuiken is beperkt tot het vangen van paling. De visser mag niet meer dan vier fuiken voor de palingvisserij tegelijk bezigen.

Kruisnet.
Art. 37. Het kruisnet moet op de dwarsroeden gespannen worden; het is verboden te slepen, te korren of te polsen.

Art. 38. Het kruisnet mag alleen in de bij artikel 36 bedoelde wateren worden gebezigd.
Het gebruik van het kruisnet is beperkt tot het vangen van paling alleen in de wateren bedoeld in artikel 36, 2° en 3°, van dit besluit. Het kruisnet moet steeds in de open ruimte, zonder afscherming worden opgesteld en bediend.

Schepnet en vishaak.
Art. 39. Het schepnet mag alleen worden gebezigd om de met de hengel of kruisnet gevangen vis weg te nemen. Het gebruik van de vishaak is verboden.

Art. 40. Alleen in de onder artikel 3 bedoelde wateren mogen worden gebezigd:
1° het afsteeknet;
2° de paling- of spieringfuik met vleugels;
3° het kruisnet;
4° het sleepnet (vast of beweeglijk);
5° staande netten en ankerkuil.

Het gebruik van het sleepnet is van 1 november tot daags voor 1 maart verboden.

HOOFDSTUK VII. - Maat beneden welke sommige vissen weder in hetzelfde water moeten worden geplaatst.

Art. 41. De lengten beneden welke sommige vissen en de kreeften niet mogen gevist worden en weder te water moeten worden geplaatst, zijn :
1° blankvoorn, rietvoorn : 15 cm;
2° serpeling, beekforel, regenboogforel, winde, zeelt, kopvoorn, paling : 25 cm;
3° vlagzalm, sneep, karper : 30 cm;
4° barbeel, snoekbaars : 40 cm;
5° snoek : 45 cm.

De lengte van de vis wordt gemeten in rechte lijn van de punt van de bek tot het uiteinde van de staartvin.

Te dien einde mag de visser, terwijl hij aan het vissen is, geen gevangen vissen onder zich hebben waarvan de kop of de staart zouden verwijderd zijn.

Art. 42. Tijdens de hengelwedstrijden toegestaan door of namens de Gemeenschapsminister tot wiens bevoegdheid de Riviervisserij behoort, gelden de in artikel 41 bepaalde lengten voor blankvoorn, rietvoorn, winde, serpeling en kopvoorn niet voor de duur van de wedstrijd.

De Gemeenschapsminister bepaalt de voorwaarden waaraan de wedstrijden moeten voldoen om te worden toegestaan met genot van de in vorig lid bepaalde afwijking van artikel 41.

Art. 43. Vanaf 1 juni tot en met 31 december mogen blankvoornen van minder dan 15 cm vervoerd, verkocht, te koop gesteld, in voorraad gehouden en gebezigd worden met het oog op gebruik bij het vangen van paling, snoek, baars en snoekbaars.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.

Art. 44. De reglementaire bepalingen getroffen in uitvoering van voormeld besluit blijven geldig voor zover zij niet in strijd zijn met de bepalingen van dit besluit.

Art. 45. De Vice-Voorzitter van de Vlaamse Executieve en Gemeenschapsminister van Leefmilieu en Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.