Visserijwetgeving vlaanderen |
|
Met dank aan de diverse belgische websites (o.a. http://www.ebg.be )
Op til zijnde wijzigingen:
OPLETTEN: HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen.
Art 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° Gemeenschapsminister : Gemeenschapsminister bevoegd voor de riviervisserij.
Art. 2. Bijlage 1 bevat de benamingen van de verschillende vissoorten waarop dit besluit van toepassing is. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen
betreffende het vissen met vergunning.
Art. 3. Krachtens het reglement van 20 mei 1843 houdende het verdrag van 19 april 1839 betreffende
de visserij en de vishandel, wordt een vergunning verleend aan iedere inwoner van het Koninkrijk
België of van het Koninkrijk der Nederlanden, die wil vissen in de Schelde beneden Antwerpen, van
de lijn af welke verondersteld wordt getrokken te zijn van de ene oever van de stroom naar de andere,
op de punten waar de beide aanlegplaatsen voor de overvaart van Antwerpen naar het Vlaamse Hoofd gelegen zijn.
Art. 4. De prijs van de vergunning wordt vastgesteld op 3 000 frank. Ze geeft toelating tot de
sleepnetvisserij op garnalen en vis, de kokkelvisserij, de mosselzaadvisserij, de visserij met
vaste vistuigen, namelijk fuiken, afsteeknetten, staande netten, de ankerkuil en het kruisnet.
Het aantal vaste vistuigen wordt beperkt tot 5 per vergunninghouder.
Art. 5. Om een vergunning te verkrijgen, moet de belanghebbende de prijs ervan vooruit storten ten
kantore van de ontvanger der registratie en domeinen van Antwerpen.
De vergunningen, waarvan de Gemeenschapsminister het formulier vaststelt, worden op overlegging
van het kwijtschrift van de ontvanger afgegeven door de houtvester van Antwerpen of zijn gemachtigde.
Art. 6. Niemand die, wegens overtreding van het bepaalde in het reglement van 20 mei 1843 houdende het
verdrag van 19 april 1839 betreffende de visserij en de vishandel, artikel 11 uitgezonderd, is veroordeeld,
kan een nieuwe vergunning krijgen binnen twaalf maanden volgend op het verstrijken van de op het tijdstip
der veroordeling lopende vergunning. Elke vergunning die tijdens de periode van verval is verkregen, is
van rechtswege nietig. HOOFDSTUK III. - Visverlof.
Art. 7. Elk visverlof geeft het recht te vissen op de wijze die krachtens d minder dure visverloven is
toegestaan.
Art. 8. De visverloven, waarvan de Gemeenschapsminister de vorm vaststelt, worden door de postkantoren
afgegeven.
Zij gelden voor het jaar waarin zij zijn afgegeven. Zij zijn persoonlijk.
De uitoefening van de visserij in het Vlaamse Gewest op grond van een visverlof dat niet werd afgeleverd
door een postkantoor gelegen in het Vlaamse Gewest, wordt gelijkgesteld met het uitoefenen van de visserij
zonder verlof en wordt overeenkomstig artikel 7 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij bestraft.
Wet 1 juli 1954 - Art. 7. Niemand mag vissen in de wateren waarop deze wet van toepassing is, zonder
voorzien te zijn van een regelmatig visverlof, op straffe van geldboete van 50 tot 200 frank en
verbeurdverklaring van al de voorwerpen die tot het plegen van het misdrijf hebben gediend.
Art. 9. Elke veroordeling wegens visserijmisdrijf heeft tot gevolg het van rechtswege ontrekken van
het visverlof en het verbod te vissen:
1° gedurende vijf jaar aan hen die wegens overtreding van artikel 22 van de wet van 1 juli 1954 zijn
veroordeeld;
Wet 1 juli 1954 - Art. 22. Al wie in de waterlopen stoffen werpt, van die aard dat de vis bedwelmd of
vernield wordt en met de bedoeling een dezer resultaten te bekomen, wordt gestraft met geldboete van 100
tot 1,000 frank en met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden of met een van die straffen alleen,
onverminderd de schadevergoeding indien daartoe aanleiding bestaat.
2° gedurende twee jaar aan hen die bij toepassing van artikel 13, § 2, van voornoemde wet zijn veroordeeld;
Wet 1 juli 1954 - Art. 13. § 2. Overtreding van de bepalingen ter uitvoering van artikel 12, 2° en 3°, wordt
gestraft met geldboete van 100 tot 300 frank en met verbeurdverklaring van alle voorwerpen die tot het plegen
van het misdrijf gediend hebben. De geldboete wordt verdubbeld indien het misdrijf gedurende de rijtijd gepleegd
wordt. De in beslag genomen verboden vistuigen of -toestellen worden vernietigd.
3° gedurende één jaar aan hen die wegens enig ander visserijmisdrijf, met uitzondering van het zonder
regelmatige vergunning vissen met de hengel, zijn veroordeeld.
Elk verlof dat tijdens de periode van verval is verkregen, is van rechtswege nietig.
In geen enkel geval worden de rechten terugbetaald.
De Gemeenschapsminister kan degene die het verzoekt, ontheffen van het verval van het recht om een verlof
te krijgen.
Art. 10. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, gewijzigd
bij decreet van 21 december 1990, wordt van het verlof vrijgesteld al wie niet in het Vlaamse Gewest woont
en deelneemt aan een openbaar aangekondigde, op een zaterdag, een zondag of wettelijke feestdag door een
voor het Vlaamse Gewest representatieve vereniging ingerichte nationale of internationale hengelwedstrijd
tussen vissersverenigingen; deze vrijstelling is alleen geldig voor de werkelijke duur van de wedstrijd.
De Vlaamse Executieve stelt op advies van de Hoge Raad voor de Riviervisserij de erkenningsvoorwaarden.
De Gemeenschapsminister erkent op advies van de Hoge Raad voor de Riviervisserij de verenigingen.
Wet 1 juli 1954 - Art. 8. Van het visverlof worden vrijgesteld op Zondagen en wettelijke feestdagen, de
kinderen beneden 16 jaar die met één hengel vissen en vergezeld zijn van hun vader, moeder of voogd,
voorzien van een visverlof.
§ 1. De Vlaamse Executieve regelt de vorm van de visverloven, hun geldigheidsduur en de wijze waarop
zij worden afgegeven, evenals de voorwaarden van afgifte en intrekking ervan. HOOFDSTUK IV. -
Visserijpolitie.
Afdeling 1. - Bepaling van de hengel .
Art. 11. Onder hengel wordt verstaan enig snoer, dat van een roede voorzien is, welke ook het gebruikte
aas weze.
Afdeling 2. - Tijden, seizoenen en uren gedurende welke het vissen verboden is.
Onderafdeling A. - Algemene bepalingen.
Art. 12. Onverminderd de strengere bepalingen en onder voorbehoud van de afwijkingen betreffende de in
afdeling 2 genoemde waterlopen en kanalen is het verboden te vissen gedurende de tijden en uren, in de
plaatsen en op de vissoorten, welke hierna zijn bepaald.
Art. 13. Gedurende de paaitijd is vissen naar elke soort vis - paling uitgezonderd - verboden, en zulks
meer bepaald :
1° van 1 oktober tot en met 31 mei, voor zalmachtigen en barbeel;
Alle vissen die gevangen genomen werden gedurende de tijd waarin dit verboden is, moeten onmiddellijk
terug in het water worden gezet.
Art. 14. Het is bovendien verboden te vissen :
1° van 16 april tot en met 31 mei, in alle kanalen, waterlopen en gedeelten daarvan;
Alle vissen behorende tot één van deze soorten, die worden gevangen, moeten onmiddellijk voorzichtig
terug in het water worden gezet.
Art. 16. Het is verboden te vissen van twee uur na zonsondergang tot twee uur voor zonsopgang.
Tijdens de verboden uren mogen vistuigen niet te water gebracht, gelicht of bediend worden; met
uitzondering van de hengel mogen zij in het water blijven.
Art. 17. In afwijking van de artikelen 14 en 16 is het te allen tijde, op elk uur van de dag en de nacht,
geoorloofd met de peur op paling te vissen.
Art. 18. Het is te allen tijde verboden op de volgende plaatsen te vissen:
De onder 3° bedoelde verbodstroken worden op de oevers door de bevoegde dienst aangeduid door middel
van de in bijlage 2 van dit besluit opgenomen signalisatie.
Zij worden begrensd :
Art. 19. Het is verboden te vissen :
Onderafdeling B. - Bijzondere bepalingen.
Boudewijnkanaal.
Berwijn.
IJzer.
HOOFDSTUK V. - Verboden wijzen van vissen,
verboden vistuigen en - toestellen.
Art. 25. Het is verboden onder het ijs te vissen.
Art. 26. Het is verboden een vistuig of vistoestel te bezigen dat niet in de onder artikel 28 gegeven opsomming
voorkomt.
Art. 27. Gedurende de tijd dat het verboden is op snoek te vissen, is het gebruik van levende of dode visjes
als aas en van kunstaas geschikt om snoek te vangen, niet toegestaan.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden de volgende waters aangeduid als waters waarin het
gebruik van levende of dode visjes als aas en van kunstaas geschikt om snoek te vangen, toegestaan wordt
van 1 januari tot en met 15 april :
1° het Albertkanaal; HOOFDSTUK VI. - Afmetingen, wijze van
keuring der afmetingen en voorwaarden van gebruik van de geoorloofde
vistuigen.
Afdeling 1. - Afmetingen en wijze van keuring der afmetingen.
Art. 28. Op de toegelaten vistuigen en vistoestellen wordt een maat gesteld als volgt:
Afdeling 2. - Gebruiksvoorwaarden.
Art. 30. Buiten de onder artikel 3, bedoelde wateren in het 's zondags en op de wettelijke feestdagen alleen
geoorloofd te vissen met de hengel, de peur, het kreeftennet en de kreeftenroede.
Art. 31. Het is verboden een waterloop of een kanaal over meer dan twee derde van de waterbreedte, gemeten
volgens de kortste afstand, met enig vistuig of vistoestel af te dammen. Verschillende netten of fuiken
mogen niet terzelfdertijd op dezelfde oever of op twee tegenover elkaar liggende oevers gebruikt worden,
tenzij op een afstand van minstens driemaal van de omvang van de grootste. Hengel.
Kreeftennet en kreeftenroede.
Art. 35. Het kreeftennet en de kreeftenroede mogen alle dagen worden gebezigd. De visser mag niet meer dan twee vistuigen voor kreeftenvissen tegelijk bezigen.
Fuiken. Kruisnet.
Art. 38. Het kruisnet mag alleen in de bij artikel 36 bedoelde wateren worden gebezigd.
Schepnet en vishaak.
Art. 40. Alleen in de onder artikel 3 bedoelde wateren mogen worden gebezigd:
Het gebruik van het sleepnet is van 1 november tot daags voor 1 maart verboden. HOOFDSTUK VII. - Maat beneden welke
sommige vissen weder in hetzelfde water moeten worden
geplaatst.
Art. 41. De lengten beneden welke sommige vissen en de kreeften niet mogen gevist worden en weder te water
moeten worden geplaatst, zijn :
De lengte van de vis wordt gemeten in rechte lijn van de punt van de bek tot het uiteinde van de staartvin.
Te dien einde mag de visser, terwijl hij aan het vissen is, geen gevangen vissen onder zich hebben waarvan
de kop of de staart zouden verwijderd zijn.
Art. 42. Tijdens de hengelwedstrijden toegestaan door of namens de Gemeenschapsminister tot wiens bevoegdheid
de Riviervisserij behoort, gelden de in artikel 41 bepaalde lengten voor blankvoorn, rietvoorn, winde,
serpeling en kopvoorn niet voor de duur van de wedstrijd.
De Gemeenschapsminister bepaalt de voorwaarden waaraan de wedstrijden moeten voldoen om te worden toegestaan
met genot van de in vorig lid bepaalde afwijking van artikel 41.
Art. 43. Vanaf 1 juni tot en met 31 december mogen blankvoornen van minder dan 15 cm vervoerd, verkocht, te
koop gesteld, in voorraad gehouden en gebezigd worden met het oog op gebruik bij het vangen van paling, snoek,
baars en snoekbaars. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 44.
De reglementaire bepalingen getroffen in uitvoering van voormeld besluit blijven geldig voor zover zij
niet in strijd zijn met de bepalingen van dit besluit. Art. 45. De Vice-Voorzitter van de Vlaamse Executieve en Gemeenschapsminister van Leefmilieu en Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.
|